Help waar je kunt

Help waar je kunt

Overweging gehouden tijdens de Gezinsviering van Woord en Communie in de R.K. Kerk van de Geloofsgemeenschap H. Nicolaas in Odijk
zondag 13 juli 2025 – 15e zondag door het jaar – Jaar C
1e lezing: Deuteronomium 30, 10-14 – Evangelie: Lucas 10, 25-37

Lieve mensen,

Op een zomerse woensdagmiddag ben je met je kind in de speeltuin. Het is heerlijk weer dus de speeltuin is heel druk. Je houdt de hele tijd je kind in de gaten, maar dan buk je je even om iets uit je tas te pakken. Als je je nog geen 5 seconden later opkijkt, zie je je kind nergens meer. Je loopt zoekend rond, roept de naam van je kind, loopt snel langs de speeltoestellen. Niemand kijkt op. Niemand vraagt iets. Iedereen lijkt druk met eigen kinderen of telefoons.

Je paniek groeit. Na een paar minuten, die aanvoelden als een eeuwigheid duikt het kind gelukkig weer op, vrolijk en nietsvermoedend. Maar jij voelt je uitgeput en alleen.

Wat zou het fijn geweest als één iemand even naast je was komen staan en had gevraagd: “Kan ik helpen zoeken?” Of gewoon een bemoedigende blik van begrip.

Nog een voorbeeld. Je moet naar het ziekenhuis en je zoekt de route naar afdeling B3a.1. De bewegwijzering is onduidelijk en het plattegrondje in je handen kun je niet lezen: veel te klein en je leesbril ligt nog thuis. Maar je afspraak kan elk moment beginnen. Je kijkt om je heen, probeert mensen aan te spreken, maar iedereen loopt snel door. Opzij, opzij, opzij, we hebben ongelofelijke haast. Na vijf minuten dwalen sta je stil op een kruising van gangen en je voelt zich totaal verloren.

Was er maar iemand geweest die even had gezegd: “Zal ik even meelopen?” Of gewoon: “Ik zie dat u zoekt, waar moet u naartoe?”

Twee mensen die in nood waren, die hulp nodig hadden en iedereen liep er met een grote boog omheen. Misschien hadden ze wel een goed reden, maar toch… beiden mensen hadden niet eens zoveel nodig: één blik, één vraag, één gebaar had al het verschil kunnen maken.
Iemand had toch wel kunnen helpen? Maar het gebeurde niet.

Vandaag wil ik met jullie stilstaan bij deze vraag:
Wat houdt ons tegen om te helpen als we wel kunnen?

Vandaag hebben we twee prachtige teksten uit de bijbel gelezen die ons helpen bij het beantwoorden van deze vraag. Ik wil jullie meenemen in de zoektocht naar hoe we kunnen doorbreken dat we anderen niet helpen waar we dat wel zouden kunnen.

In de eerste lezing hoorde we Mozes zeggen tegen het volk: “De regels die ik jullie vandaag geef, zijn niet te moeilijk voor jullie. Je hoeft niet ver weg te gaan om ze te vinden.” Daar voegde hij aan toe dat Gods regels heel dichtbij zijn. Als je ze in je hart bewaart dan is het niet moeilijk om ze te volgen!

Deuteronomium is geschreven als een toespraak van Mozes tot de Israëlieten die op het punt staan het beloofde land na veertig jaar eindelijk te betreden. Hij zegt eigenlijk tegen hen dat weten wat goed en rechtvaardig is helemaal geen hogere wiskunde is. Die keuze voor goedheid is dicht bij je, je bewaart het in je hart. Het zit dus in je. Dat is bemoedigend, toch? Maar soms denken we dat we perfect moeten zijn, dat alleen grootste daden tellen. Maar Mozes zegt juist dat God niet het onmogelijke van ons vraagt. Hij vraagt om te doen wat in ons zit.

Met dat in gedachte kijken we naar het Evangelie van Lucas. We kennen deze parabel goed, we zijn bekend met de verschillende hoofdpersonen en we weten hoe het afloopt. “Barmhartige Samaritaan” is een begrip geworden, ook buiten de context van het evangelie.

Het begint met in herinnering brengen dat een van de belangrijkste geboden is om God lief te hebben en om van onze naaste te houden, evenveel van onszelf. Een paar weken geleden spraken wij nog met elkaar over dat dit dus betekende dat God wil dat je van je zelf houdt. Vandaag kijken we naar het stukje ervoor. De geleerde vraagt wie dan de naaste is. Jezus beantwoordt deze vraag door het bekende verhaal te vertellen. En in dit verhaal vallen een paar dingen op in mijn ogen.

Zo zijn de priester en de Leviet niet toevallig gekozen in het verhaal. Beiden hebben ze religieuze taken en Jezus wilde laten zien dat er een ontkoppeling plaatsvond tussen Gods liefde en liefde voor kwetsbaren. 

Op het moment dat zij iemand zien liggen die is mishandeld en voor dood achtergelaten is, lopen ze er met een boog omheen. Ze hebben die man wel gezien, maar ze kiezen ervoor om niets te doen. Misschien denken ze wel dat die man het zelf schuld is. Je gaat toch ook helemaal niet alleen met een hoop geld opzak zonder lijfwacht over zo’n gevaarlijk weg lopen. Eigen schuld! En misschien denken ze wel dat die man zo mishandeld is omdat God hem wilde straffen voor zijn fouten. Daarnaast staat religieuze wetten in de weg aan het helpen van die man. Om in de tempel te mogen komen moet je rein zijn en dan kun je je dus niet inlaten met een bebloede man. En die Leviet is zelfs bang dat hij zelf in de problemen kan komen als hij gaat helpen.

En dan komt de Samaritaan. Dat is ook niet toevallig gekozen. Samaritanen en Joden hadden de pest aan elkaar. Dat hij dus stopte en zonder nadenken de man hielp is erg onverwacht. Wat mij intrigeert is dat de Samaritaan geen enkele bedenkingen heeft, maar meteen overgaat tot actie. En dat is volgens mij waartoe Jezus ons oproept: doe iets!

Hij beantwoordt met de parabel niet de vraag wie jouw naaste is, maar de omdenker Jezus vraagt aan ons voor wie wij een naaste willen zijn.

In de trein stapt een jonge vrouw in die zichtbaar overstuur is. Ze heeft rode ogen van het huilen, veegt snel haar wangen droog terwijl ze een zitplaats zoekt. Mensen kijken even op, maar duiken snel weer in hun telefoon of laptop. Ik zie het ook, en denk: Zal ik iets zeggen? Maar wat dan? Wat als ze juist níet wil dat iemand zich ermee bemoeit? Of dat het ongemakkelijk wordt? En bovendien: ik moet dat e-mailtje echt NU versturen … Dus ik doe niets.

Dat kan aan je knagen, want je had best iets kunnen doen. Wat zij misschien nodig had gehad is niet een groot gebaar, maar gewoon iemand die even vroeg: “Gaat het wel?”
We zijn niet onverschillig, althans dat hoop ik toch, maar we zijn misschien bang om het verkeerd te doen. Bang dat we het niet kunnen oplossen.

Hij daagt ons uit om zelf de Samaritaan te zijn en zo de wereld om ons heen een beetje mooier te maken. De goede boodschap van vandaag is: we hoeven niet perfect te zijn om te helpen. God eist geen onmogelijke dingen van ons. Integendeel, we hoeven alleen maar bereid te zijn om de hulpvraag te zien. En dan te doen wat je kunt.
Misschien is dat een glimlach. Een telefoontje. Even naast iemand gaan zitten. Of gewoon zeggen: “Ik zie dat je het moeilijk hebt – kan ik iets voor je doen?”

We leven in een tijd waarin veel mensen langs elkaar heen leven. Iedereen is druk, moe, vol. Daarom is het misschien wel precies nu zo nodig om ons deze vraag te stellen:
Voor wie kan ik een naaste zijn – vandaag, deze week, deze zomer?

De parabel van de Barmhartige Samaritaan is geen eindpunt, maar juist een begin. Als we bewust zijn van onze drempels om in actie te komen kunnen we tegen onszelf zeggen: “God vraagt ons te helpen waar we kunnen!” En dan zetten we onszelf in gang en doen iets. 

Laten we vandaag beginnen. Kijk eens bewust om je heen. Zie wie hulp nodig heeft. En help – klein of groot – waar je kunt. Want die Samaritaan zit al in ons. We weten wat goed is. We kunnen het dus doen!

Amen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *